12. Willem van Oranje in Elburg

Van 27 februari tot 3 maart 1580 (en op 16 maart, de terugreis van Kampen via Harderwijk naar Amster-dam, verbleven Willem van Oranje Nassau (1533-1584) samen met zijn broer Jan (1535-1606), stadhouder van Gelderland, en nog ongeveer honderd andere personen in Elburg dat zich sinds 1575 definitief achter de prins had geschaard. Broer Jan, ook wel Jan de Oude genoemd, heette eigenlijk Jan VI van Nassau. Hij is drie maal getrouwd geweest en heeft in die huwelijken 24 kinderen ontvangen van wie er 16 volwassen zijn geworden. In 1579 vervulde hij een belangrijke rol bij de totstandkoming van de Unie van Utrecht. Later in 1580 verliet hij de Nederlanden echter omdat hij zich niet kon vinden in de Fransgezinde politiek van zijn broer Willem. Hij is de voorvader van onze koning (dus niet Willem van Oranje). De afstamming verloopt via zijn zoon Ernst Casimir. Van de vijf zonen van Juliana van Stolberg en Willem de Rijke is hij de enige zoon die een natuurlijke dood is gestorven.

Kampen was in Spaanse handen tot de verovering in 1578 door de graaf van Rennenberg, de stadhouder van de noordelijke gewesten. In die tijd is er een nieuwe Spaanse landvoogd; Alexander Farnese. In deze hertog van Parma heeft Oranje een geduchte tegenstander gekregen. Als diplomaat is hij de gelijke van de prins, in militair opzicht is hij hem de baas. Op een slimme manier weet hij veel deelnemers aan de opstand voor zich te winnen waaronder katholieke medestanders van Willem van Oranje die vrezen dat ze naast hun bezittingen ook nog hun geloof moeten opgeven. De slimme Parma, die de weerstand voelt van veel katholieke bestuurders tegen de rechtlijnige calvinistische broer Jan van Oranje, belooft dat als ze opnieuw voor Filips kiezen ze hun bezittingen en titels weer terug krijgen naast een flinke som geld. Zelfs in de familie van Oranje zorgt de politiek van Parma voor problemen. Als Willem en broer Jan, sinds 1578 stadhouder van Gelre en de stamvader van onze koninklijke familie, in 1580 Elburg bezoeken, hebben ze al van meerdere kanten te horen gekregen dat de echtgenoot van hun zus Maria (Willem van den Bergh) zich erg verdacht gedraagt en contacten onderhoudt met Parma. Willem en zijn broer Jan probeerden Gelderland en Overijssel mee te krijgen in de oorlog tegen Spanje. De Unie van Utrecht was toen een jaar oud. Ze wilden in Kampen, Elburg of Groningen gaan praten met een katholieke medestander, de al genoemde graaf Rennenberg, stadhouder van Friesland, Drenthe, Groningen met de Ommelanden en Overijssel. De geruchten dat hij van plan zou zijn over te lopen naar landvoogd Parma, en dus naar koning Filips II, waren de directe aanleiding voor de reis. Rennenberg werd uitgenodigd naar Elburg te komen maar Oranje wilde hem ook wel ontmoeten in Groningen. Het zou een ramp zijn als de noordelijke provincies in handen zouden vallen van de Spanjaarden. Gelderland was steeds frontgebied in de gevechten met de Spanjaarden en Elburg was daarbij de grensvesting die de Noord-Veluwe verdedigde. De hoofdweg van Harderwijk naar Kampen en Zwolle liep over Elburg met haar vesting.

Op zondag 28 februari gingen ze ter kerke in de St. Nicolaaskerk bij ds. Weddeus (de al genoemde eerste Calvijnaanhanger die hier predikant werd). Op 3 maart bereikte de onheilstijding Elburg dat graaf Rennenberg definitief was overgegaan naar de tegenpartij. Het gezelschap van rond de honderd man verbleef het weekend van 28  februari 1580 in het Agnieten-klooster, dat enige tijd leegstond  maar wel groot genoeg om zoveel mensen te herbergen en met een keuken die er op berekend was om te kunnen koken voor een groot gezelschap. Het bezoek kostte 808 karolusguldens (rekening no. 1170 in het gemeentearchief). Elburg, dat toen ongeveer 1100 inwoners had, kon dit bezoek niet betalen: het werd betaald door de meegereisde Gelderse afgevaardigden uit Arnhem en Nijmegen die de obligatie ondertekenden, de schuldbrief, gedateerd op 3 maart 1580. De rekening heet: ”Vertering und uncosten bij den Herren Willem van Nassau, Prince van Orangien gedaen binnen Elburch 1580.” 808 karolus-guldens betekent omgerekend: 1 zo’n gulden was 20 stuivers, dus totaal ruim 16.000 stuivers. Het dagloon in die tijd was ongeveer 4 stuivers! Als we uitgaan van een dagloon van 100 euro zou 1 stuiver ongeveer € 25 zijn. Dat betekent 16.000 stuivers x 25 =  € 400.000. Als we uitgaan van een lager dagloon blijft het nog een fors bedrag. Op 4 maart vertrok het gezelschap naar Kampen voor verder overleg maar kwam op de terugreis naar Delft op 16 maart alleen even langs. In Kampen kreeg Oranje nog een uitno-diging van Rennenberg om in Groningen te komen praten maar zag daar geen heil in. Het gezelschap bleef twaalf dagen in Kampen, dus ruim twee maal zo lang als in Elburg. Ook daar is de rekening van het bezoek bewaard gebleven; de kosten voor voedsel en drinken bedroegen hier 893 gulden. Tijdens de vijf dagen in Elburg is dus aanmerkelijk meer uitgegeven aan vertering. Ook Kampen heeft het niet zelf betaald.

In hetzelfde jaar 1580, werd Willem van Oranje vogelvrij verklaard. Iedereen mocht hem doden en zou daarvoor zelfs beloond worden en in de adelstand verheven worden. In 1584 wist Balthasar Gerards Willem van Oranje in Delft te vermoorden. Hij gaf zijn leven als een opoffering voor zijn onderdanen.

De rekening van het bezoek aan Elburg