6. Het laatste oordeel: gewelfschildering

De middelste travee van het middenschip biedt eveneens fraai schilderwerk: “Het laatste oordeel” (7B). In het middenveld de gestalte van Christus als Richter, gehuld in een rode mantel, waarbij de kleur rood staat voor lijden en offer. Op voorstellingen van het laatste oordeel worden Gods barmhartigheid en rechtvaardigheid gesymboliseerd door een tweesnijdend zwaard met de woorden “Ite maledicti” (Ga weg, vervloekten) en een lelietak, met de tekst “Venite benedicti” (Kom tot Mij, gezegenden). Deze symbolen komen als het ware uit de mond van God want er wordt immers een oordeel uitgesproken; enerzijds een verlossend, anderzijds een bestraffend oordeel. Christus zit op de regenboog (het teken van het verbond van God met de mensheid) en zijn voeten rusten op de wereldbol, want “de hemel is de troon van God, de aarde de voetbank van Zijn voeten” (Mattheus 5 vers 34 en 35). Boven de Christus- figuur zijn twee engelen afgebeeld, die op bazuinen blazen om de gestorvenen op te wekken uit de dood, “in een ondeelbaar ogenblik, in een oogwenk, bij de laatste bazuin” ( I Korinthe 15 vers 52). Op de velden aan de andere kant zijn de afbeeldingen zichtbaar van een biddende man en vrouw, opziend naar Christus. Mogelijk stellen zij Maria en Johannes de Doper voor, beide voorzien van een goudkleurige nimbus, die als voorspraak bij Christus optreden. Maria, aan de rechterkant van Christus; aan de kant van de lelies (symbool van reinheid, onschuld en maagdelijkheid)). Maria gaat gekleed in een blauwe mantel want blauw is in de iconografie de kleur van kuisheid, onschuld, oprechtheid en hoop. Johannes, met wilde baard en “kleding van kameelhaar en een leren gordel om zijn middel”, aan de kant van het zwaard, waardoor hij is omgekomen (Mattheus 3 vers 4). 

In het veld aan de noordzijde een afbeelding van de hel, voorgesteld als een monster in welks openge-sperde kaken een duivel de verdoemden binnendrijft. Onder de naakte stervelingen zijn duidelijk geestelijken te herkennen. Ze worden bijeen gehouden door een slang. Twee duivelse figuren, waarvan er één vliegt, slepen veroordeelden naar de hel. Eén verdoemde, hangend over de schouder van een duivel, stribbelt tegen in een vergeefse poging aan de helse pijniging te ontkomen. Rechts van de helle-mond staat een torentje met een gehoornde duivel, die op een fluit blaast. Of zou hij door middel van een blaaspijp het hellevuur willen aanwakkeren? De betekenis van deze duivelse fluitist is niet duidelijk.

Aan de zuidzijde ziet men een afbeelding van het hemelrijk, voorgesteld als een groot gebouw met torens, afgesloten door een poort, wellicht afgeleid van Psalm 11 vers 4: “De Heere is in Zijn heilig paleis, de troon van de Heere staat in de hemel.” Het vijfde hoofdstuk van 2 Korinthe begint ook met dit beeld: “Wij weten immers dat, wanneer ons aardse huis, deze tent, afgebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen.” Voor een middel-eeuwse schilder was het niet moeilijk zich een voorstelling te maken van de hemel. Petrus houdt de wacht voor de hemelpoort, uiteraard met sleutel, wat we lezen in Mattheus 16, het hoofdstuk met de belijdenis van Petrus na de opstanding, in vers 19: “En Ik zal u de sleutels van het Koninkrijk der hemelen geven.” Verscheidene mensengedaanten staan voor hem, waarover blijkbaar een verlossend oordeel is uitgesproken. Onder hen kerkelijke en wereldlijke hoogwaardigheidsbekleders. Op het poortgebouw zijn drie figuurtjes afgebeeld, ze verwelkomen als het ware de uitverkorenen.  Links voor het gebouw wekt een engelengedaante een dode op; aan de rechterkant geopende graven, waarboven een zwevende engel. Verderop staan drie groenende boompjes, zinnebeeld van een door God gezegend leven, zoals in Jeremia 16 vers 8: “Hij zal zijn als een boom, die bij water geplant is” en Psalm 1 vers 3: “Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken.” Zowel op het tafereel van de hemel als dat van de hel komen geestelijken voor, getooid met mijters. Hiermee wordt aangegeven dat over alle rangen en standen een oordeel wordt uitgesproken, geen én uitgezonderd, dus ook over de geestelijkheid!